Laatst zag ik een man en een vrouw in de zon op het bankje zitten. Ze zitten daar wel vaker, om over hun werk te praten. Iets met criminelen, geloof ik. Ze worstelden met lange vellen papier (de man en de vrouw bedoel ik, niet die criminelen). Ik heb het natuurlijk niet zo op papier, maar nu vond ik het wel grappig om hen zo bezig te zien. Ze hadden allebei een stapeltje waar ze de randjes vanaf probeerden te scheuren. Reepjes papier met gaatjes erin. Kennelijk hadden ze die niet meer nodig, want die leggen ze naast zich neer. Zonde, zou ik zeggen.
Daarna probeerden ze te lezen wat er op de papieren stond, maar dat was zo te zien nogal lastig als ze van de ene naar de andere bladzijde wilden, want die zaten dus aan elkaar. Gingen ze weer aan het scheuren, één voor één de vellen van elkaar.
‘Ik snap niet waarom dit handig zou zijn,’ zei de vrouw tegen de man. ‘Geef mij de typemachine maar weer terug. Gewoon meteen alles op papier en niet eerst op een schermpje met groene lettertjes waar je pijn van je ogen van krijgt.’
De man knikte. ‘Ik vind dat hele computergedoe sowieso niks. “Dat is om de doeltreffendheid en doelmatigheid te vergroten” zegt de directie. Ammehoela! Op basis van cijfers zeker? Straks hebben we zoveel cijfers dat we de cliënten niet meer zien! Het is allemaal bedoeld om uit te rekenen hoeveel tijd wij ergens aan mogen besteden.’
Nu knikte de vrouw, nogal driftig. ‘Nog even en ze laten computers de intakes doen. En dan zitten wij de hele dag te turen naar dit soort vellen papier waar de computer dan de uitkomst en het plan op heeft gerateld!’
De wind blies haar reepjes papier weg en ze rende er achteraan. De man schrok, maar dat was omdat ik mijn lachen niet kon inhouden. Hij stond op en leek even zijn evenwicht te verliezen. Hij keek angstig naar boven en holde snel achter haar aan.