Jan: “Soms heeft ons werk niets met crimineel gedrag te maken”

Interview met Jan

Gedragstrainer en toezichthouder

De eerste zeven jaar van zijn leven brengt reclasseringswerker Jan door op een binnenvaartschip. Hij vindt het geweldig: het is avontuurlijk, vrij, elke dag is anders. Maar het maakt hem tot een jongen die een broertje dood heeft aan school. Via allerlei omwegen belandt hij bij DJI in de gevangenis waar zijn zucht naar avontuur wordt gestild, maar waar hij op den duur ook wat gevoelloos wordt. “Dat heb ik thuis vaak moeten horen, dat ik verruwde.” Een overstap naar de reclassering moet daarin verandering brengen.

Door zijn leven op het binnenvaartschip heeft Jan nooit een kleuterschool van binnen gezien. Naar de lagere school ging hij alleen als zijn ouders even aanmeerden bij een grote stad. Leeuwarden, Rotterdam, Arnhem, Middelburg, overal pikt hij een paar dagen school mee. Zijn dagen op school in Maastricht zal hij nooit vergeten. “Ik was linkshandig, maar met links schrijven was in die tijd niet toegestaan. Onder dwang leerde ik rechts schrijven, en dat ging niet bepaald vriendelijk. Toen ik eindelijk met rechts kon schrijven, kreeg ik van de leraar als cadeautje een spaarpotje in de vorm van een olievat. Ik heb het hem recht in zijn gezicht gegooid, zo beledigd was ik dat ik een cadeautje kreeg voor iets waartoe hij me gedwongen had.” Jan was toen zes. “Een gevoel van rechtvaardigheid zat er al vroeg in, ja.”

Tekening Jan

Weekenden lang onder de grond

Een liefde voor school ontwikkelt hij dus niet, maar na zijn mavo wil hij wel door naar de havo. Het loopt anders: zijn vader overlijdt. “Dat zette een streep door dat plan. Ik ging werken.” Na anderhalf jaar gewerkt te hebben, moet hij in dienst. Hij belandt in een bunker op vliegbasis Soesterberg, waar hij zich bezighoudt met de telecomverbindingen. “Als er oorlog uitbreekt, ben je volledig afhankelijk van telecommunicatie. Die verbindingen moesten dus continu in goede staat worden gehouden. De apparatuur bevond zich in die bunker. Bij een weekenddienst verdween ik op vrijdag om 17.00 uur onder de grond, om pas maandagochtend om 8.00 uur weer boven te komen.” Het blijkt een vormende tijd. Jan leert vrienden te maken, op een kleine oppervlakte met verschillende disciplines en rangen samen te werken, en te incasseren. “Als je getraind wordt door een ex-marinier, groeit je incasseringsvermogen met de dag.”

‘Hij harkte me zo de reclassering binnen’

De zucht naar avontuur, het gevoel van rechtvaardigheid, makkelijk met allerlei soorten mensen samenwerken, snel je weg vinden in een situatie, het zijn allemaal eigenschappen die hem van pas komen bij zijn werk als penitentiair inrichtingswerker bij DJI in Haarlem, waar hij in 1984 start. “Ik had nooit gedacht dat ik er zou gaan werken, maar opeens liep ik daar door die gevangenis. Vond het best bijzonder; van dat soort koepelgevangenissen zijn er maar drie in Nederland.” Een paar maanden later stapt hij over naar PI Noordsingel in Rotterdam, waar hij een aantal reclasseringswerkers leert kennen. Eén van hen harkt Jan zo de reclassering binnen, zoals hij dat zelf zo mooi zegt. “Ik was na zestien jaar wel klaar met die gedetineerden, had het gevoel uiteindelijk niet echt een verschil te maken. En het maakte me hard, gevoelloos. Mijn vrouw sprak me erop aan thuis, dat ze me zag verruwen. Dat vond ik niet fijn om te horen.” Bij de reclassering krijgt hij de kans om zachter te worden, zich weer wat van cliënten aan te trekken. En dat doet hij. Eén in het bijzonder weet hem te raken.

“Het was een dame van zestig jaar oud, die bij mij in toezicht kwam vanwege winkeldiefstal. Jij?, dacht ik toen ik haar zag. Ze had een licht verstandelijke beperking, was timide, angstig, depressief. Ze bleek tot de dood van haar moeder, een jaar daarvoor, altijd met haar zus samen bij haar moeder te hebben gewoond. Nooit een relatie gehad, geen vrienden. Konden allebei nog geen ei bakken, als ze trek hadden trokken ze een zak chips open. Na een tijdje besloot ik tot een huisbezoek en bleken deze twee vrouwen in een ongelofelijke zooi te leven. Douchen deden ze eens per week. Er waren katten, het stonk er ontzettend. Kleding lag opgestapeld tot het plafond. Het huis poetsen, ze wisten niet hoe het moest. De winkeldiefstal bleek een verzetje te zijn voor mijn cliënt. Dan kwam ze even het huis uit en jatte ze iets, gewoon tegen de verveling en de eenzaamheid. Het was zo intens triest.” Jan zet er zijn tanden in en tuigt een heel netwerk op. “Ik activeerde mensen die hun huis opknapten en schoonmaakten, ze kregen uitleg over persoonlijke hygiëne, over hoe je kookt. Die dame veranderde zienderogen. Ze kreeg vrijwilligerswerk bij een buurtcentrum, stond daar achter de bar. Dat gaf haar het gevoel belangrijk te zijn. Ze groeide. Ze leerde hoe ze het huis schoonhield. Haar zus ging met pensioen dus die was vaker thuis. Tegen de tijd dat het toezicht erop zat, slikte ze nog maar de helft van de medicijnen die ze slikte toen ze bij me kwam.” Als Jan denkt aan het afscheid van de vrouw, krijgt hij nog een brok in zijn keel. “Ik gaf haar een hand, ze legde haar andere hand erbovenop en keek me aan met een blik van ‘moeten we nu echt afscheid nemen?’ Het brak mijn hart. Het is je werk, maar dit had niets met crimineel gedrag te maken, dit was eenzaamheid. Het raakte me.”

Van alle markten thuis

Naast zich bekommeren om zijn cliënten slaat Jan zijn vleugels in verschillende richtingen uit. Hij wordt trainer bij de reclasseringsacademie, wordt mentor, doet een aantal jaar audits en wordt werkbegeleider. Als op 1 januari 2014 die functie ophoudt te bestaan, valt Jan in een gat. “Opeens moet je weer terug naar cliëntbegeleiding. Terug naar waar je vandaan kwam. Dat vond ik lastig.” Hij begint naar ander werk buiten de reclassering te kijken. Maar opnieuw gooit een privésituatie roet in het eten. “Mijn vrouw werd heel ziek. Een nieuwe baan zou te veel onrust met zich meebrengen, dus ik bleef. Ik kreeg een nieuwe manager, en die heeft me er eigenlijk doorheen gesleept. Ook bij de reclasseringsacademie vond ik veel steun. ‘Is een coachingsopleiding niets voor je, Jan?’ zeiden ze tegen me. Dat bleek het te zijn.”

Jan staat aan de vooravond van zijn pensioen en verdeelt nu zijn werkweek over advieswerk en trainingen aan de reclasseringsacademie. “Diep in mijn hart ben ik een trainer/coach. Zo heb ik ook altijd mijn werk als toezichthouder en adviseur gedaan: ik pas trainingstactieken toe bij mijn cliënten. Alleen maar over een tafel heen vragen stellen past niet bij mij. Ik hou het spannend, interactief, doe het graag anders.” Dat hij 1 maart 2024 stopt (“een mooie datum; dan zit ik precies 40 jaar in het vak”) voelt vreemd. Zo oud voelt hij zich nog helemaal niet. Maar: “Het is op een gegeven moment goed om ergens een punt achter te zetten. Al weet ik ook dat ik op mijn laatste werkdag zeker een traantje zal wegpinken.” Ruwe Jan is zachter geworden, zoveel is duidelijk.

Tekst: Marlies Hofland-van der Steeg
Illustratie: Nicole van den Hout

Lees ook de andere verhalen

Tekening Ine
Ine: “Ik had dit werk graag veel en veel langer willen doen”
Tekening Christine
Christina: “Dit werk past bij me; het kan me niet gek genoeg zijn”
Feesttent
Group 14 Copy 3