“Dat je je eigen ervaringen kunt omzetten in iets positiefs, vind ik heel waardevol”

Margriet Postema

Reclasseringswerker

Het is niet voor te stellen, maar Margriet heeft vijf keer in haar leven een moord van dichtbij meegemaakt. Van een onderbuurvrouw van haar oma die werd vermoord door diens ex-partner, tot de zus van een vriendin die in een psychose iemand ombracht in een GGZ kliniek. “Bizar inderdaad”, beaamt Margriet, “maar ik ken beide kanten van de medaille, zowel die van dader als van slachtoffer, en dat helpt me enorm in mijn functie als reclasseringswerker.”

Als meisje van vijf had Margriet al hart voor de zwakkeren in haar omgeving. Kindjes die gepest werden op school, kinderen die werden buitengesloten. Ze kwam voor hen op. Maar toen op haar 11e de broer van haar vriendinnetje een moord pleegde, was daar opeens ook het perspectief van een dader. Margriet: “Ik was heel erg in de war. Ik kwam vaak bij mijn vriendinnetje thuis, was dol op haar broer. Hoe kon hij zoiets zomaar doen?” Het speelt mee bij de keuzes die Margriet daarna maakt. "Ik wilde werken met daders, waarbij ik ook oog zou hebben voor de slachtoffers. Het moest een combinatie zijn van zorg en justitie, van begeleiding binnen de kaders van straf.” In het laatste jaar van haar MBO Sociale Arbeid komt er een reclasseringswerker praten over zijn werk en vallen voor Margriet alle puzzelstukjes op zijn plaats.

Margriet Postema

Elke man een klootzak

In 1997 komt ze als stagiaire bij ons binnen, om na zeven jaar ontslag te nemen. “Ik miste de daadwerkelijke begeleiding van mensen, vond dat de regievoering te veel de boventoon voerde terwijl ik nog vrij onervaren was binnen de uitvoerende hulpverlening. Daarbij wilde ik ook intramuraal werken.” Eerst gaat ze als zelfstandig ambulant begeleider en gedragstrainer aan de slag bij verschillende organisaties en belandt dan onder andere bij Humanitas in de crisisopvang in Twente en bij de Dak- en Thuislozenopvang Friesland. Dan voelt ze zich klaar om opnieuw bij de reclassering te solliciteren. De moord op haar achternichtje in december 2006 gooit echter roet in het eten. “Bij de reclassering werken leek me prompt geen goed idee meer: ik vond alle mannen klootzakken en kon geen zuiver onderscheid meer maken.”

Dan is het juni 2007 en zit ze in de rechtszaal als de moordenaar van haar achternichtje berecht wordt. “Ik haatte die man. Maar op een gegeven moment kwam zijn dochter binnen. Een meisje van een jaar of twintig, die moederziel alleen bij ons op de familietribune ging zitten. Ik zat daar met mijn haat richting haar vader, maar zag: het is wel de man die een pleister op jouw knie heeft geplakt toen je klein was. Dat is me altijd bijgebleven. Ik dacht: wat afschuwelijk dat je hier zo alleen zit. Familie van een dader is dus óók slachtoffer.”

Bij de hand nemen

Dat was haar ook opgevallen nadat het zusje van haar vriendin iemand vermoordt in de GGZ-kliniek. “Haar familie is in al die jaren vrijwel niet begeleid. Snapte niet wat het betekende dat hun dochter een psychose had gehad, dat ze letterlijk buiten zinnen was toen ze iemand ombracht. Ze zijn nog altijd bang voor hun eigen dochter, mijn vriendin voor haar zusje. Ik probeer hen te ondersteunen en zaken te duiden. Dat vind ik niet lastig, ik zie hoe fijn ze het vinden om aan de hand te worden genomen. Soms heb je dat nodig, dat iemand je bij de hand neemt en zegt: dit regel ik wel voor je, maak jij je hierover maar niet druk.”

Het ondersteunen van familie miste ze opnieuw toen een vriend van haar diens vriendin ombracht, en zijn ouders geen plek in de rechtszaal dreigden te hebben. “Toen kon ik niets voor hen betekenen, maar ik nam wat ik daar zag wel mee in een recente zaak. Ook daar hadden de ouders van de dader geen plek in de rechtszaal. Terwijl: het was wel hun zoon waarover het ging. Dus toen heb ik kunnen regelen dat ze een gereserveerde plek hadden, en in de pauze ook nog een aparte ruimte waar ze zich terug konden trekken zonder meteen het geweld van alle journalisten over zich heen te krijgen.”

Het tekent Margriet, en de manier waarop ze haar werk doet. “Ik ben een hybride werker: ik doe toezicht, advies en vroeghulp (bezoek van reclassering op het politiebureau kort na aanhouding, red.). Bij dat alles sta ik graag náást mijn cliënten. Ik kijk naar diegene en bepaal dan samen: hoe zetten we jouw leven weer op de rit, hoe zorgen we dat je wegdraait van de criminaliteit? En daarbij heb ik dus veel aandacht voor herstel. Herstel met het slachtoffer, met de eigen familie, met vrienden, iedereen die geraakt is door het delict.” Een mooi voorbeeld was een knul die zijn leven goed op de rit had maar zich had laten meeslepen in groepsdynamiek en iemand een kopschop had gegeven. “Poging tot doodslag dus. Van een jongen op zijn voetbalclub. We hebben het voor elkaar gekregen dat die jongen herstelgesprekken kreeg met zowel zijn slachtoffer als met de jongens op die voetbalclub. Hij kon niet verder als hij niet iedereen recht in de ogen kon kijken. Inmiddels heeft die jongen zijn diploma gehaald en gaat het goed. Dat zijn mooie berichten.”

“Wat fijn, Margriet, je bent een mens”

Op de vraag of Margriet ooit zaken mee naar huis neemt, antwoordt ze volmondig ja. “Ik denk dat je daar ook niet onderuit komt als je met mensen werkt. Ooit had ik een zaak van een gezin met twee kleine kindjes, en wat daar gebeurde vond ik zo erg. Ik dacht: ik neem jullie onder mijn arm mee naar huis. Daar heb ik niet van geslapen. De volgende dag ben ik ermee naar mijn manager gegaan, en die zei: ‘Wat fijn Margriet, je bent een mens.’ Het belangrijkste is dat je erover kunt praten. Ik heb het gevoel dat ik altijd bij mijn collega’s en mijn manager terecht kan.” 

Ze valt even stil. “Ik heb ook wel eens signalering op adres gehad, dat de politie mijn huis in de gaten hield omdat een cliënt dreigde mijn huis in de brand te steken. Dat ik tegen mijn zoon zei: ‘Je moet je scooter maar even elders parkeren’. Dat zijn heftige dingen ja, waar ik dan wel gesprekken met mijn kinderen over heb, net als met mijn team trouwens. Die cliënt is door een collega overgenomen. Hij bleek psychisch in de knoop te zitten en is een tijdje opgenomen geweest. Het gaat nu gelukkig veel beter met hem.

Of mijn kinderen me ooit gevraagd hebben om met mijn werk te stoppen? Nee. Ze weten niet beter dan dat ik dit soort werk doe. En dat ik er heel gelukkig van word. Ik vind reclasseringswerk nog steeds echt helemaal het einde. Ben ook heel blij met onze organisatie. Fijn plat, met veel verantwoordelijkheid bij de werkers zelf.”

Ze besluit: “Als ik denk aan onze organisatie over 200 jaar, dan hoop ik dat we nóg meer geïntegreerd zijn in het systeem, in de levens van justitiabelen. En dat we trouw zijn gebleven aan onze bijzondere positie in de samenleving. Wij bieden iets wat niemand anders doet, en dat moeten we nooit vergeten.”

Tekst: Marlies Hofland-van der Steeg
Illustratie: Nicole van den Hout

Lees ook de andere verhalen

Tekening Ine
Ine: “Ik had dit werk graag veel en veel langer willen doen”
Tekening Jan
Jan: “Soms heeft ons werk niets met crimineel gedrag te maken”
Feesttent
Group 14 Copy 3