“Handgeschreven notulen uit 1823, je weet niet wat je ziet”

Interview met Henk Beukers

Gepensioneerd medewerker en beheerder archief

Vierhonderd meter aan reclasseringsarchieven staat er in het Brabants Historisch Informatiecentrum, het huidige werkdomein van Henk Beukers (78) in Den Bosch. Sinds zijn pensioen in 2005 werkt hij er één dag in de week als vrijwilliger en schept er orde in een wereld van documenten en parafernalia, waarvan de oudste 200 jaar teruggaan. Maar ook Henks eigen geschiedenis is niet gering: al vijftig jaar is hij verbonden aan Reclassering Nederland.

“Tijdens mijn studie rechten deed ik het keuzevak Forensische Psychiatrie, en liep ik stage bij wat ze toen een psychopatenasiel noemden. Je kunt het je nu niet meer voorstellen, maar jongens verbleven daar in kooien, met schotten ertussen, en kregen spuiten om hen te ‘genezen’ van pedoseksuele gevoelens. Daar deed ik een studie naar jonge psychopaten: wat had de toekomst voor hen in petto? Ik wist het bij de meesten niet zeker, maar bij één jongen wist ik: met jou komt het wel goed. Ik was nog niet afgestudeerd of ik las in de krant, dat ie vastzat voor een roofoverval in Baarn. Dat had ik dus niet bepaald goed ingeschat.” Het is een kennismaking met een wereld waar Henk vanaf dat moment nog veel dieper induikt: zijn interesse in reclasseren is geboren.

Henk Beukers

“Een goeie gok”

Reclasseringswerk vormde geen onderdeel van zijn studie, maar hij had een lector die contacten had bij de Haagse reclasseringsafdeling en die organiseerde voor jonge studenten gespreksgroepen in De Sprang, de jeugdgevangenis. “Dan zaten we daar op maandagavond, tien jonge studenten die in gesprek gingen met tien jonge gedetineerden. Gingen we ervaringen uitwisselen. Daar zat iemand bij van het Nationaal Bureau zoals dat toen nog heette, en zo maakte ik kennis met het reclasseringswerk.”

Na zijn afstuderen, het was 1972, belde Henk met de reclassering: hebben jullie misschien werk voor me in de beleidsmatige hoek? “Het bleek een goeie gok, want dat hadden ze. Ze zaten midden in een fusie en hadden iemand nodig die dat kon begeleiden. Ik kon er meteen aan de slag.”

Het bracht Henk vanuit Den Haag naar het toenmalige hoofdkantoor in Den Bosch, waar hij jarenlang werkte als beleidsmedewerker en met name bestuurs- en bureauhoofdenvergaderingen coördineerde.

Aan de slag bij Bureau Buitenland

We slaan een aantal jaren over en belanden in 1989. Het IJzeren Gordijn is zojuist gevallen, Hongarije wil zich aansluiten bij de EU. Daarvoor moet het land aan enkele voorwaarden voldoen, en één ervan is dat er een reclasseringsorganisatie wordt opgezet, of in ieder geval dat er opvang wordt geregeld voor gedetineerden uit de gevangenis. Bureau Buitenland bestaat op dat moment uit drie medewerkers en ondergaat net een flinke reorganisatie als Henk erbij gevraagd wordt. “Ik was koud een dag als Coördinator Buitenlandse Betrekkingen bezig of ik werd gebeld door een gevluchte Hongaar die in Den Haag woonde. Hij had contacten met Humanitas in Hongarije, en zij wilden een project starten daar. Iets met gedetineerdenopvang. Zou uw organisatie bereid zijn een samenwerking aan te gaan?, vroegen ze mij.

Binnen 14 dagen kreeg ik een uitnodiging om naar Hongarije te komen en te praten over samenwerking. Samen met directeur Ted van der Valk en bestuursvoorzitter Annie Brouwer ging ik daarheen. Ik was nerveus: wat moest ik verwachten? Als het maar goed ging, dacht ik, anders sta ik voor schut. We kwamen het vliegtuig uit, stonden ze klaar met bloemen, TV van Budapest erbij, er stond een VIP-busje klaar! Perfect geregeld. Uiteindelijk heb ik er meerdere uitwisselingen georganiseerd. Hongaarse werkers en bestuursleden kwamen hier, woonden rechtszaken bij, hadden gesprekken met reclassenten.” Na Hongarije volgde Tsjechië, toen Estland, Letland en Litouwen. Ook daar ging Henk heen. “Ik zocht trainers uit die trainingen konden geven, nam een ervaren werker mee die daar mensen kon instrueren. Maar het lukte niet altijd, hoor. Ik ben ook in Turkije geweest maar daar is geen samenwerking tot stand gekomen.”

Handgeschreven notulen uit 1823 – “Die rijksarchivaris viel volledig van zijn stoel”

In 2005 gaat hij met pensioen, een Bureau Buitenland met 16 medewerkers achterlatend. Diende het grote zwarte gat zich aan? Nee hoor, niet bij Henk. Al jaren was hij bezig met het archief van de reclassering. “Het hoofdkantoor zat in Den Bosch, en daar werkte ik. Vanuit alle hoeken van het land kwamen er stukken van de gefuseerde reclasseringsinstellingen onze kant op. Op een gegeven moment stond de hele vergaderzaal er vol met archieven. Wat moesten we daarmee? Ga jij het maar regelen, Henk, zeiden ze tegen mij. Ik heb contact gezocht met de Rijksarchivaris van het Provinciale Archief in Noord-Brabant. Die kwam langs, en die viel volledig van zijn stoel. ‘Handgeschreven notulen uit 1823!’ Er was zoveel vernietigd geraakt, en dat we dit nog hadden was blijkbaar zo uniek, hij wilde het hebben! Dus we hebben iemand aangenomen die het hele archief behapbaar heeft gemaakt voor het Provinciaal Archief en daaruit is de inventaris van 1823 tot 1986 ontstaan. Twee mensen zijn een paar jaar bezig geweest om alles te beschrijven, en nu staan al die documenten keurig gecodeerd.”

Schoenen- en klompenreclassering

Henk is één dag per week aan het werk in het archief. Naast documenten – met name vergadernotulen en jaarverslagen - liggen er ook spullen. Collectebussen bijvoorbeeld. Henk: “Ergens voor de oorlog zijn we begonnen met de jaarlijkse collecte. Ik heb cassettebandjes liggen met geluidsopnames van de toenmalige minister van Justitie die de mensen aanzet tot het geven van geld aan ‘het mooie werk van reclassering’. De pastoors en de dominees hadden het erover op de kansel, vrijwilligers gingen langs de deuren. Maar in 1973 zijn we ermee gestopt, het was erg duur: van elke gulden ging er 60 cent op aan kosten. Dat was te gortig.”

Ook een mooie schat in het archief is de portrettengalerij: foto’s van gedetineerden uit 1870. “Ze zijn allemaal geprint op van dat oude, harde karton. Mannen met hun eigen verhaal, allemaal met hun gevangenistenue aan, we weten precies wie wie is. Stamt nog uit de tijd dat we de ‘schoenen- en klompenreclassering’ werden genoemd: als iemand uit de gevangenis kwam, zorgden wij voor schoenen, een pak, wat geld, want die gedetineerden hadden vaak helemaal niets meer.”

Als je Henk vraagt naar zijn wens voor de reclassering voor de komende tweehonderd jaar, twijfelt hij geen seconde. “Ik hoop dat de organisatie blijft werken zoals zij doet: in nauwe samenwerking met andere organisaties. Je hoort vaak dat er niet wordt samengewerkt en dat daardoor bijvoorbeeld kinderen tussen wal en schip vallen. Laat dat voor reclassenten niet het geval zijn. Blijf samenwerken met de wijkagent, de maatschappelijk werker, met justitie, zodat de reclassenten zeker zijn van een vangnet. Voor hen doen we het immers allemaal, en dat mogen we niet uit het oog verliezen. Ook de komende tweehonderd jaar niet.”

Tekst: Marlies Hofland-van der Steeg
Illustratie: Nicole van den Hout

Lees ook de andere verhalen

Tekening Hellen
Hellen: “Tot een goed rapport komen bij iemand die niet mee wil werken, dat is na al die jaren nog steeds uitdagend”
Tekening Carla
Carla: “Zo lang voor één werkgever werken, dat bedenk je je niet van tevoren”
Feesttent
Group 14 Copy 3