Alleen de psychiater geloofde Elisabeth
Weer de winkels langs, weer met de grote boodschappentas, weer die snelle, gewiekste grepen, vooral in textiel. Een winkeldievegge dame staat wederom voor de rechter, terwijl zij onder toezicht staat bij de reclassering. Onderstaand het artikel uit De Telegraaf (januari 1966).
NIEMAND had veel vertrouwen in de bekering van Elisabeth. Zijzelf eigenlijk ook niet.
Alleen de psychiater stelde een diep geloof in haar. Elke maandagavond kwam de grijze winkeldievegge bij de dokter op bezoek. „U doet toch niets meer, hè?" zei hij dan. „Nee, dokter, vast niet" betuigde zij trouw. Maar in die dagen was het al lang weer mis. Weer de winkels langs, weer met de grote boodschappentas, weer die snelle, gewiekste grepen, vooral in textiel. En thuis stapelden de voorraden zich op. Jumpers, vesten, pullovers, onderjurken, handdoeken, linnengoed. Het huisje lag zo stampvol dat men na haar betrapping maar niet eens aan inventariseren begon. De politie volstond met foto's van de voorraden te maken. Nu stond de 60-jarige hoofdstedelinge voor de zoveelste keer voor de rechtbank. De tranen vloeiden rijkelijk. Ze had zelf ook veel verdriet van haar neigingen, die haar haar hele leven parten hadden gespeeld. „Een goedgevulde linnenkast betekent alles voor haar", zo luidde het in een rapport.
Sinds 1936
,,Alles goed en wel", zei de president. „Maar u mag hem niet op deze manier vullen. Dat kan in een geordende maatschappij niet. En hoe vaak hebt u dit nu al gedaan? Het is in 1936 begonnen en het gaat sindsdien met grote regelmaat door. Uw man heeft niets anders dan narigheid met u beleefd. En die dokter hebt u ook lelijk voor de gek gehouden." Elisabeth, moeder van vijf kinderen, zuchtte diep. „Ik heb straf verdiend", zei zij met gebogen hoofd. De officier van Justitie was het daarmee eens. Hij geloofde dat zelfs de weekendtas, waarmee zij uit stelen ging, niet van zuivere herkomst was. Normaal was dit gedrag natuurlijk niet. Daarom moest niet alleen straf volgen, maar ook terbeschikkingstelling.
Roerend
De betrokkene was bij haar laatste vonnis al ter beschikking gesteld. Men had het echter weer eens met haar willen proberen, gezien ook haar leeftijd. De mislukking was duidelijk. De psychiater, met wie zij contact moest onderhouden, bezocht zij met roerende trouw, maar met even grote regelmaat bracht zij de voor haar zo verleidelijke winkels een visite. De eis luidde: zes maanden gevangenisstraf, daarna terbeschikkingstelling.
Ambtenaar
De verdediger wilde de daden van zijn cliënte verklaren uit een „gebrek aan geborgenheid". „In haar jeugd miste zij die, in haar huwelijk eveneens", zo zei de raadsman. „Bij de reclassering meende zij die gevonden te hebben. Maar toen de ambtenaar, met wie zij contact had en in wie zij vertrouwen stelde, werd overgeplaatst, ging het weer mis." President: „De reclassering kan haar personeelsbeleid toch niet helemaal op deze vrouw gaan instellen?" Dat verlangde de advocaat geenszins. Wel geloofde hij, dat hernieuwde reclasseringszorg veel voor de verdachte kon betekenen. In terbeschikkingstelling zag hij voor haar niet veel.
Liever..
Elisabeth zelf nog minder, „Nooit meer naar die inrichting", riep zij voor het eerst opstandig. „Wat ik daar heb meegemaakt. Liever in een doodkist dan in die inrichting." Officier: „Er zijn nog andere inrichtingen." President: „Zó gaat het toch ook niet. Wat wilt u dan? Liever in de gevangenis dan ter beschikking?" De verdachte aarzelde. „Liever ... liever", zei zij, „zo zou ik het ook weer niet willen zeggen. Maar niet naar die inrichting."
Uitspraak 1 februari.